Karakum

Robert, een jongen van 13, reist van Duitsland naar Turkmenistan. Hij gaat zijn vader, die in Turkmenistan werkt, bezoeken. Aan de luchthaven wordt Robert opgewacht door vrachtwagenchauffeur Pjotr en diens neefje Murad. De twee moeten Robert dwars door de Karakumwoestijn tot bij zijn vader brengen. Onderweg krijgt de vrachtwagen pech en Pjotr beslist hulp te gaan zoeken. Robert en Murad krijgen de opdracht bij de vrachtwagen te wachten. Wanneer Pjotr niet terugkeert, beslissen de twee jongens op eigen houtje uit de woestijn te raken. Probleem is dat ze mekaars taal niet spreken.